|
De Jan-van-genten (Morus bassanus; Duits: Basstölpel) zijn de opvallendste bewoners van de westelijke kliffen. De broedtijd loopt van maart tot augustus.
|
|
Man en vrouw hebben hetzelfde verenkleed, inclusief de roomgele kop.
|
|
Een rondwandeling van zo'n twee kilometer over het Ueberland leidt langs de zestig meter hoge kliffen waar de Jan-van-genten en andere zeevogels broeden.
|
|
De kop is bestand tegen de klap in het water wanneer de genten duiken op vis. De ogen zijn naar voor gericht om in stereo te kunnen zien.
|
|
In mei ontwaren we al het eerste jong, een grijs kuiken dat witter en pluiziger zal worden, in de komende weken. Het gentennest is opgebouwd uit algen, maar ook uit oranje en groene kunststof touwen en andere plastics.
|
|
Een volwassen vogel stuurt af op de richel waar de kolonie gevestigd is.
|
|
De Jan-van-genten zitten op snavelafstand van elkaar, tussen de zeekoeten en drieteenmeeuwen.
|
|
Een partner is gearriveerd en wil het broeden overnemen; de partner op het nest wil het pas verlaten na aandringen, zo lijkt het.
|
|
Er vliegen ook jonge vogels rond. Hoe jonger ze zijn, hoe meer bruin er nog in hun veren zit.
|
|
Deze imposante kolonie heeft zich hier pas sinds 1991 gevestigd en telde in 2002 zo'n 130 paar.
|
|
Het paar vertoont verschillende soorten gedrag, het snavelschermen (welkom), het schudden met de kop (om vertrek aan te kondigen, want de ander moet dan op het nest blijven), het bijten in de hals (affectie), maar ook het dreigen met de snavel naar de buren om territoriale conflicten te beslechten.
|
|
|